Voor linosnede heb je linoleum nodig, voor foamdruk foam en voor houtsnede hout. Maar waar moet je rekening mee houden? Onder dit hoofdstuk worden materialen en technieken beschreven die bij het hoogdrukken horen. Soms verbeter ik eens wat of moet ik een aanvulling schrijven. Heb je zelf wat te vertellen over materialen en technieken, stuur me dan een berichtje!
- Henny van Ham
Het is de gewoonte om na het maken van je drukvorm een oplage te gaan drukken. Dat betekent gewoon dat je niet stopt na één afdruk, maar gebruik maakt van de mogelijkheid om weer opnieuw in te inkten en te drukken. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar er zijn mensen die deze techniek voor het eerst tegenkomen en veronderstellen dat het moeizame proces van het maken van een drukvorm er nu eenmaal bij hoort. Zoals je bij het schilderen een doek kunt prepareren, een palet moet zagen, kwasten kunt kopen en verf moet mengen.
De drukvorm leent zich er uitstekend voor om méér afdrukken te maken. Dat is geen wet (blijf gerust die ene afdruk maken als je dat wilt) maar wel logisch.
De vraag roept zich dan meteen op: hoeveel afdrukken gaan er in een oplage? Vraag je dat aan de drukker van een landelijk dagblad, dan krijg je een ander antwoord dan van een grafisch kunstenaar. Die laatste kan er ook wat langer mee bezig zijn: menig grafisch kunstenaar wil nog wel eens van het oorspronkelijke plan afwijken en je hebt ze zelfs die maar ergens beginnen en wel zien hoe ze eindigen.
Die kunstenaar kan dan wellicht een maand bezig zijn met één prent (in verschillende kleuren waarschijnlijk) en besluiten dat het na tien drukken wel goed is, zo. De krantenuitgever weet ongeveer hoeveel hij er gaat afzetten, die kunstenaar moet over het algemeen zijn publiek nog vinden.
Misdrukken
Als je gaat drukken, en dat geldt voor zowel de commerciële- als de kunstdrukker, moet je rekening houden met misdrukken. Bij postzegels is dat heel fijn, die worden veel waard, bij kranten is het een ramp, mensen gaan klagen, en misdrukken van kunstenaars krijg je gewoon niet te zien. Dat betekent dus dat je de beoogde oplage moet verhogen met het aantal te verwachten misdrukken. Daar is geen regel voor, het hangt af van de deskundigheid van de drukker.
Papier
Je kunt prima op 80 grs kopieerpapier drukken, maar veel kunstenaars gebruiken wat dikker en duurder papier. Het is dan soms zelfs ook zuurvrij en zo redelijk bestand tegen veroudering. Voor hoogdruk kun je alle typen papier gebruiken, maar weet wel dat glad papier het beste resultaat geeft.
Het is een goede gewoonte om je drukpapier groter te maken dan het uiteindelijke formaat, om dan na het drukken (en drogen) de stapel drukwerk op maat wordt gesneden, het zogenaamde 'schoonsnijden'. Da's handig om de vuile vlekken van het vastpakken te verwijderen, maar is hard nodig als je aflopend drukwerk hebt: de inkt moet tot aan de rand van het uiteindelijke eindresultaat komen. Ook hobbydrukkers hebben vaak een papiersnijmachine bij de hand.
Signeren en nummeren
Het is een goede gewoonte om werk te signeren, als het om kunst gaat. Voor het ondertekenen moet er natuurlijk eerst een selectie komen van werken die als geslaagd mogen worden beschouwd. De een is daar wat preciezer in dan de ander.
Er zijn wat vuistregels bij het ondertekenen van prenten (gedrukte kunstwerken) maar niets is verplicht. Wel kan het handig zijn om betrouwbaar te blijven: grafiek heeft een slechte naam gekregen doordat (niet grafische) kunstenaars grote hoeveelheden prenten op de markt hebben gedumpt. Zij lieten externe drukkers 'originele' grafiek maken, signeerden en nummerden die oplage, lieten een kleur veranderen en konden zo weer een zogenaamd nieuwe oplage nummeren en signeren. Let vooral op als je originele prenten denkt te kopen van gerenommeerde kunstenaars uit de jaren 70, 80 en 90 van de vorige eeuw.
Het nummeren van grafiek is een handreiking aan de kijker en koper van het moois: 'van deze prent zijn er ... gedrukt en u ziet hier nummer ...'. Niet dat de volgorde van de nummering er toe doet. Het wil niks zeggen als je toevallig een nummer 1 hebt of juist de laatste van de serie ziet. In principe zijn alle drukken gelijk, en als ze dat niet zijn heeft dat, als het goed is, bijna nooit te maken met de volgorde van drukken.
Het signeren (of ondertekenen) en nummeren van de prent doe je met potlood. Er is geen regel voor de plek, maar de meeste grafici tekenen links- of rechtsonder de naam en het jaartal. Soms komt daar ook een titel bij. Dat kan soms helemaal niet uitkomen omdat er geen ruimte is of omdat de ondertekening het beeld verstoort. Dan schrijf je maar op de achterkant.
Het nummer zet je meestal in de andere hoek, al is ook dat geen regel. Het eerste nummer is het volgnummer, het tweede nummer is het totaal aantal goedgekeurde prenten. Tussen die twee getallen zet je een schuin streepje. Als er onder een linosnede 4/15 staat weet je dat er 15 goedgekeurde prenten zijn en dat je hier het vierde getekende exemplaar hebt.
Als je maar één goede afdruk hebt hoef je die niet te nummeren. Het is een uniek werk, dus de aanduiding 1/1 zou overbodig zijn. Toch heb ik het wel eens gedaan om aan te geven dat het weliswaar met een techniek is gemaakt waarmee je een oplage kunt maken, maar deze is toevallig wel een unicum. Als je een prent tegenkomt waarop geen nummering te vinden is, kun je je afvragen hoeveel er van zijn gedrukt.
Vernietigen
Van de etsen van Rembrandt zijn er in de eeuwen na zijn overlijden nog heel veel afdrukken gemaakt. Zelfs toen de plaatjes gingen slijten heeft men de verdiepte lijnen verder uitgediept om er nog meer van te kunnen drukken. Het vertrouwen van kopers van grafiek kan worden verbeterd als je na het drukken, signeren en nummeren je drukvorm vernietigt. Sommige kunstenaars zetten na het drukken een grote kras op de drukvorm(en), zodat er nooit meer een goede afdruk van te maken is. Zo weet je zeker dat er niemand achter je rug frauduleus kan bijdrukken.
Om delen van het linoleum te verwijderen heb je gereedschap nodig. Het kan met een mes of een zogenaamd gutssetje. Gutsen is de techniek van het 'uitlepelen' van de stukken linoleum die je niet wilt afdrukken. Wat je niet wegsnijdt wordt later ingeïnkt en afgedrukt.
In de handel zijn hele goedkope en hele dure gutsen te koop. Tenzij je hele grote platen linoleum gebruikt zijn kleine gutjes een prima investering.
Gutsen en gutsjes hebben een karakteristieke u- of v-vorm die het verwijderen van het dieper liggende materiaal vereenvoudigen. In de gutssetjes van Abig zit ook nog een mesje, daar kom ik later op terug.
Goedkope setjes zijn meestal ook slechte setjes. Wil je een goede prijs-kwaliteit verhouding, koop dan een gutssetje van bijvoorbeeld het merk Abig. Die zijn in de meeste handvaardigheidswinkel wel te koop. Moet je er een hoop hebben, bestel ze dan via een groothandel. Het loont de moeite om prijzen te vergelijken.
Abig
Een Abig gutssetje bestaat uit een handvat met een aantal losse gutsjes:
Losse houder met 4 gutsjes, 1 mesje en een stokje om vast zittende gutsjes los te kunnen maken. Dat stokje steek je er dan van de onderkant in.
Op onderstaande afbeelding zie je de u- en v-vormige uiteinden van de gutsjes:
En zo ziet het er uit als een gutsje in de houder zit:
Lyons, Pfeil e.a.
Voor professionals zijn er 'vaste' linogutsen. Die zijn duurder, hebben een ergonomische greep en werken daardoor stabieler. Hieronder een aantal van het merk Lyons en één van het merk Pfeil.
Snijden
Linogutsjes 'graven' door hun specifieke vorm in het materiaal en voor de verschillende diktes van lijnen en vlakken zul je smallere en bredere gutsen nodig hebben.
Om heel nauwkeurig te werken, met name voor details, is het werken met zelfs de smalste guts soms onmogelijk. In dat geval komt het mesje in de Abig-set goed van pas, al kun je ook met andere mesjes werken. Als het linoleum niet te hard is kan ook gebruik worden gemaakt van een chirurgenmes.
Met een mes kun je een guts nabootsen:
In de dwarsdoorsnede hierboven wordt eerst een snede gemaakt naast het deel dat moet blijven staan en wel schuin naar buiten, van de tekening af. Daarna maak je een tegensnede en zal er een scherpe snede overblijven.
Vasthouden
De vorm van de houders zijn over het algemeen zo gemaakt dat ze mooi in de palm van de hand passen. Om een idee te krijgen hoe je de guts goed in je hand hebt kun je je wijsvinger er eens bijna gestrekt bovenop leggen:
Het is bij het gutsen zaak om de hoek met het linoleum niet te groot te maken. De gutshouder moet laag blijven, reden waarom de duurdere gutsen een houder hebben die aan de onderzijde plat is.
Pleisters
Niemand ontkomt eraan: steekwonden. Door de kracht die je uitoefent op het linoleum wil je dat graag tegenhouden en wel met je andere hand. Die ligt dan vaak in het verlengde van de guts en als je een keer doorschiet heb je een wond. Gutsen doe je zowiezo van je af en de andere hand leg je op een plek waar het geen kwaad kan.
Handiger is het maken of kopen van een snijplankje. Die heeft twee opstaande randen: één naar onderen gericht om tegen de rand van de tafel te leggen, de andere opstaand om daar het linoleum tegenaan te zetten. In een dwarsdoorsnede ziet dat er zo uit:
Heb je naar aanleiding van bovenstaande een opmerking of vraag, stel die dan per e-mail: info apestaartje koffiekoek punt nl